Bij het bepalen van de waarde van het privégebruik van de auto, de bijtelling, geldt het volgende:
Neem het bedrag vóór aftrek van de eigen bijdrage van de werknemer.
Neem alleen het tijdvakevenredige deel van de waarde van het privégebruik.
Als de auto niet het hele tijdvak aan de werknemer ter beschikking stond, neem dan het deel dat evenredig is aan de duur van de terbeschikkingstelling.
Voorbeeld
U doet aangifte over de maand maart. Op kalenderjaarbasis is de bijtelling voor het privégebruik € 6.500. De werknemer heeft de auto het hele aangiftetijdvak tot zijn beschikking. De bijtelling voor maart is dan 1/12 x € 6.500 = € 541,66.
Als de werknemer de auto van 20 maart tot en met 31 maart, dus 12 van de 31 dagen tot zijn beschikking heeft, is de bijtelling voor maart 12/31 x € 541,66 = € 209,67.
Er zijn meerdere tarieven mogelijk voor de bijtelling. De tarieven hangen onder andere af van de CO2-uitstoot van de auto. Daarbij moet u rekening houden met de datum 1e tenaamstelling. Bij excessief privégebruik van de auto is de werkelijke waarde van het gebruik belast.
Let op!
U moet de waarde van het privégebruik (na aftrek van de eigen bijdrage) ook optellen bij het loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen op het scherm 'Loonbelasting/premie volksverzekeringen'. Het programma telt dit niet automatisch bij.
Meer informatie, bijvoorbeeld over de CO2-uitstootgrenzen, de bijbehorende tarieven en excessief privégebruik, vindt u in hoofdstuk 21 van het 'Handboek Loonheffingen 2018'. Dit handboek vindt u op belastingdienst.nl/loonheffingen.
Hebt u in het tijdvak 2 of meer auto's ter beschikking gesteld aan dezelfde werknemer? Dan zijn er 3 situaties mogelijk: