Vul voor elke inkomstenverhouding een nummer inkomstenverhouding in. Een inkomstenverhouding is meestal gelijk aan een dienstbetrekking. Meer informatie vindt u in hoofdstuk 3 van het 'Handboek Loonheffingen 2018'. Dit handboek vindt u op belastingdienst.nl/loonheffingen.
Let op!
Hebt u voor een inkomstenverhouding eenmaal een bepaald nummer gekozen, dan moet u dat in alle volgende aangiften blijven gebruiken.
De combinatie van het burgerservicenummer, het nummer inkomstenverhouding en het loonheffingennummer moet uniek zijn. Dit is vooral in de volgende gevallen van belang:
De verzekeringspositie van de werknemer verandert.
Dezelfde werknemer heeft meerdere inkomstenverhoudingen bij u.
De werknemer komt opnieuw bij u in dienst.
U neemt een werknemer onder een ander subnummer op in de aangifte.
Als een werknemer op een bepaald moment niet langer verzekerd is voor de werknemersverzekeringen, ontstaat op die datum een nieuwe inkomstenverhouding. Vanaf het moment dat de werknemer niet meer verzekerd is, gebruikt u voor hem een nieuw nummer inkomstenverhouding. Valt de datum waarop de werknemer niet langer verzekerd is, in het aangiftetijdvak, dan neemt u de werknemer 2 maal in de aangifte op, onder de verschillende nummers inkomstenverhouding.
De verzekeringspositie van de werknemer verandert in ieder geval in de volgende situaties:
De werknemer trouwt met de (niet-verzekerde) directeur-grootaandeelhouder. Hij is dan zelf ook niet meer verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
De werknemer bereikt de AOW-leeftijd en hij blijft bij u werken. Hij is dan niet langer verzekerd voor de WW en de WAO/IVA/WGA, maar nog wel voor de ZW. U hoeft geen werknemersverzekeringen meer te betalen.
Voor een werknemer gelden binnen het aangiftetijdvak
na elkaar verschillende codes Zorgverzekeringswet.
U neemt de werknemer voor elke code Zorgverzekeringswet apart op in
de aangifte, onder steeds een nieuw nummer inkomstenverhouding.
De werknemer komt na een stageperiode in dienst.
Er is in ieder geval sprake van meerdere inkomstenverhoudingen in de volgende situaties:
U betaalt in 1 kalenderjaar aan een werknemer loon waarvoor u de witte tabel gebruikt en loon waarvoor u de groene tabel gebruikt (bijvoorbeeld een ontslaguitkering die u tegelijk met het laatste reguliere loon betaalt). U neemt deze werknemer onder verschillende nummers inkomstenverhouding in de aangifte op. Dat geldt niet alleen als u de 2 soorten loon in hetzelfde aangiftetijdvak uitbetaalt (bijvoorbeeld een ontslaguitkering tegelijk met het laatste reguliere loon), maar ook als u ze in verschillende tijdvakken uitbetaalt (bijvoorbeeld een ontslaguitkering enkele maanden na het ontslag).
Een werknemer die is geboren in 1956
of daarvoor, neemt levensloopverlof op en blijft daarnaast voor u
werken.
De tegoeden uit de levensloopregeling zijn voor hem namelijk loon uit
vroegere dienstbetrekking en het loon dat hij in deeltijd verdient,
is loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Het nummer inkomstenverhouding
dat u al voor deze werknemer gebruikt, blijf u gebruiken voor het
loon uit deeltijd. Voor het levensloopverlof gebruikt u een nieuw
nummer inkomstenverhouding.
U betaalt een werknemer naast het reguliere loon ook een WAO-, WIA- of WW-uitkering. U splitst het reguliere loon en de uitkering in 2 inkomstenverhoudingen. Meer informatie over de werkgeversbetaling staat in paragraaf 7.6.2 van het 'Handboek Loonheffingen 2018'. Dit handboek vindt u op belastingdienst.nl/loonheffingen.
U bent eigenrisicodrager voor de WGA en betaalt een werknemer naast het reguliere loon ook een WGA-uitkering. U splitst het reguliere loon en de uitkering in 2 inkomstenverhoudingen.
U betaalt een ex-werknemer na afloop van de dienstbetrekking nog regulier loon en een ZW-uitkering. U splitst het reguliere loon en de uitkering in 2 inkomstenverhoudingen.
Let op!
Neemt een werknemer die is geboren in 1956 of daarvoor, levensloopverlof op en blijft deze werknemer niet meer voor u werken? Dan eindigt de oude inkomstenverhouding. Voor het levensloopverlof, dat loon uit vroegere dienstbetrekking is, moet u een nieuw nummer inkomstenverhouding gebruiken.
Als een werknemer opnieuw bij u in dienst komt, mag u voor hem niet het nummer inkomstenverhouding gebruiken dat u in het verleden voor hem gebruikte. Dat nummer mag u niet meer gebruiken tot 7 jaar na het jaar waarin de inkomstenverhouding is geëindigd. Gaat de werknemer in 2018 bij u uit dienst, dan mag u het nummer dus pas in 2026 weer voor deze werknemer gebruiken.
Hebt u een loonheffingennummer met verschillende subnummers, zoals L01 en L02? En neemt u een werknemer onder een ander subnummer op in de aangifte? Dan moet u voor deze werknemer een nieuw nummer inkomstenverhouding gebruiken.